Na vier dagen quarantaine
(dank u, bof) krijgt een mens genoeg van series kijken. En om te lezen kan ik
me niet genoeg concentreren: de lettertjes dansen voor mijn ogen (dank u, bof.)
Wat schiet er dan nog over
om te doen, nu mijn gezicht eruitziet als dat van Margriet Hermans in de
nineties en een wandeling van de bedstee naar de brievenbus op een heldhaftige
trektocht naar de top van de Kilimanjaro lijkt?
Ik probeerde de afgelopen
dagen het beproefde recept ‘zwelgen in zelfmedelijden’: meestal een aanrader - zeker op de tonen van 'Jeanny' van Falco -,
maar aangezien ik geen publiek heb (niemand mag in mijn buurt komen, dank u
bof) begon dat ook al gauw te vervelen.
Maar nu heb ik het licht
gezien: ik ga tekenen.
Ik deed niets liever als
kind. Ik herinner me de zalige zondagmiddagen als was het gisteren : mama
verdiept in de weekendkrant, papa genietend van een welverdiend zondagdutje en
ik met kleurpotloden in de weer. Uren was ik zoet met het creƫren van mijn eigen wereldje.
Ik vraag me af waar en
wanneer ik die passie voor het potlood verloren ben. Ergens op de
universiteitsbanken, vermoed ik. Zonde.
Met het risico
pseudopsychologisch gezwets te verkopen: ik ga vanaf nu mijn innerlijke kind
wat vaker tevreden stellen. Dingen doen die kleine Elke zo graag deed. Tekenen.
Bricoleren ook. Een zelfgemaakt bootje in een glazen fles proberen steken. In bad mijn
voeten in een washand steken en doen alsof ik een zeemeermin ben. De verbeelding aan de macht.
Dank u, bof.
P.S.: Een dure belofte, maar ik ga ook proberen dit blogje regelmatig bij te werken. Dat zou mijn veertienjarige ik, die elke dag trouw in haar dagboek schreef, waarschijnlijk 'keineig' vinden.